Waarom trok Vincent van Gogh in augustus 1879 te voet vanuit De Borinage naar de Vlaamse Ardennen? Hij liep meer dan 50 kilometer om een bezoek te brengen aan de dominee-schilder Abraham van der Waeyen Pieterszen. Wat wilde hij met hem bespreken? De conservator van het Vincent van GoghHuis in Zundert ging op uitnodiging van beeldhouwer Johan Tahon op onderzoek uit. Een verslag van zijn bevindingen tijdens een dagtrip naar Sint-Maria-Horebeke.
Door Ron Dirven
In oktober 2021 ontving ik een uitnodiging van de Vlaamse beeldhouwer Johan Tahon om zijn atelier te bezoeken in Rozebeke, een klein gehucht in de Vlaamse Ardennen. Hij wilde iets met Van Gogh. Nu ben ik goed bekend met Vincents omzwervingen in de Belgische mijnstreek De Borinage, waarover ik voor een tentoonstelling over de relatie van Van Gogh met Anna en Eugène Boch uitgebreid onderzoek heb verricht, maar over een band met de Vlaamse Ardennen was me nog weinig bekend. Om toch niet helemaal onvoorbereid die kant op te trekken, besloot ik vooraf de brieven van Van Gogh erop na te slaan. Al snel stuitte ik op een brief van 5 augustus 1879 uit Cuesmes, waarin Vincent aan zijn broer Theo schrijft over een voettocht die hij heeft ondernomen naar Sint-Maria-Horebeke, een protestantse kerkgemeente bekend als ‘De Geuzenhoek’. Het doel van zijn reis was het atelier van de dominee en schilder Abraham van der Waeyen Pieterszen (1817-1880).
‘Ben onlangs te Brussel geweest en te Maria Hoorebeeke en te Tournay, gedeeltelijk te voet_ [-] Ben onlangs nog op een atelier geweest, n.l. bij Ds Pieterszen die schildert in den trant van Schelfhout of Hoppenbrouwers en wel verstand van kunst heeft. Hij vroeg mij om een van mijn schetsen, een mijnwerkerstype.’
Een brief van Van Goghs vader aan Theo onthult meer details over deze gebeurtenis. ‘We hebben weer een brief van Vincent gehad. Hij heeft Wasmes verlaten en bevindt zich nu in Cuesmes, in de buurt van Mons. Hij schrijft dat hij afgelopen vrijdag naar Maria-Horebeke in Vlaanderen ging en daar zondagmiddag – meestal te voet – aankwam om ds. Pieterszen te ontmoeten, die in Brussel was. Hij ging daarheen en ontmoette hem op maandagochtend – na overleg met hem is hij nu terug in Cuesmes, en daar heeft hij onderdak gevonden en hoopt hij in de toekomst een kleine kamer te vinden …’ (5 augustus 1879)
De afstand van Cuesmes naar Sint-Maria-Horebeke is meer dan 50 kilometer. Vincent ging te voet en deed er twee dagen over. Hij vertrok op vrijdag 1 augustus en arriveerde op zondagmiddag 3 augustus. Het was een flinke tocht die Vincent ondernam. Er was hem blijkbaar veel aan gelegen om Pieterszen te bezoeken, in een periode waarin het niet goed met hem ging. Hij was voor de zoveelste keer mislukt. Ditmaal in zijn roeping evangelist te worden onder de mijnwerkers in De Borinage. Pieterszen had hem daarbij geholpen door te pleiten voor zijn toelating op de Vlaamse Opleidingsschool te Brussel. Vincent moet hem hebben vertrouwd, zodanig dat hij na zijn ontslag als evangelist zijn raadgeving zocht.
Omdat Vincent in deze moeilijke periode overwoog kunstenaar te worden, is het goed denkbaar dat hij de dominee ook wilde spreken over zijn plannen. Pieterszen was immers een verdienstelijk kunstschilder. Volgens Vincent toonde hij interesse voor zijn schetsen. Hoe hij daarop heeft gereageerd blijft ongewis, maar we weten wel dat Van Gogh daarna definitief koos voor een carrière als kunstenaar. De voettocht naar Sint-Maria-Horebeke kan in dat licht bezien worden als een weg van bezinning op zijn toekomst. Dat hij de dominee niet thuis aantrof, maar pas te spreken kreeg nadat hij was doorgereisd naar Brussel, doet daar niets aan af.
Op woensdag 3 november 2021 arriveerde ik op het atelier van Johan Tahon in een oude kerk in Rozebeke. Hij lichtte mij zijn plannen toe voor een kunstproject in de Vlaamse Ardennen met hedendaagse kunstenaars die reageren op het verhaal van Vincents voettocht. Samen reden we naar het nabijgelegen Sint-Maria-Horebeke. We stonden voor het huis van dominee Pieterszen en bezochten de begraafplaats achter de protestantse kerk waarvan hij destijds predikant was. Bij zijn grafsteen werd ik getroffen door de enorme treures die daarbij was geplaatst. Er recht tegenover stond er nog een bij het graf van Henriette Agnes Chrispeels (1893-1899), de vroeg gestorven dochter van dominee Pierre Joseph Chrispeels (1859-1939). Ds Chrispeels was een medeleerling van Vincent van Gogh tijdens zijn opleiding in Brussel en heeft later enkele interviews over hem gegeven.
Deze twee imposante treuressen op de protestantse begraafplaats van Sint-Maria-Horebeke, bij de graven van twee personen die een relatie hebben met Van Gogh, deden me ogenblikkelijk denken aan de kleine treures op de begraafplaats van de protestantse kerk in Zundert. Dat kleine boompje is ook zeer oud, uit Van Goghs tijd, en staat bij het grafje van Vincents doodgeboren broertje, dat exact een jaar voor hem levenloos ter wereld kwam en dezelfde naam droeg.
Treuressen werden populair in het victoriaanse tijdperk in Engeland. Ze werden als solitaire bomen geplaatst op begraafplaatsen. Alle treuressen stammen af van één boom die in 1725 in Groot-Brittanië werd gevonden op een veld van het vicariaat van Gamlingay bij Wimpole in Cambridgeshire. De originele boom was klein. Alle grote bomen, die vanaf het midden van de 18e eeuw in de handel kwamen, zijn op een onderstam van een gewone es geënt. Alleen de kroon met de afhangende takken en twijgen stamt af van de originele treures.
De kleine treures in Zundert vormt al jaren een inspiratie voor kunstenaars die in het gastatelier naast de protestantse kerk werken. Frappant om in Sint-Maria-Horebeke twee grote ‘broers’ te ontmoeten. Dit kan er alleen maar op duiden dat het kunstproject dat Johan Tahon in 2022 wil opstarten rond Van Gogh in de Vlaamse Ardennen een mooi initiatief is, waar we vanuit Zundert graag aan willen meewerken.
Ron Dirven reisde in de voetsporen van Van Gogh naar de Vlaamse Ardennen. Hij is directeur/conservator van het Van GoghHuis in Zundert.